baan

Thesaurus

baan:

parcourswerkplek, werkkring, werk,
Vertalingen

baan

Amt, Anstellung, Bahn, Breite, Chaussee, Dienst, Flugbahn, Flur, Gang, Hausflur, Korridor, Posten, Strecke, Weg, Arbeit, Stelleorbit, road, corridor, course, job, passage, function, office, path, post, race‐course, route, runningtrack, track, trajectory, way, width, circle, downemploi, chemin, couloir, piste, route, fonction, largeur, office, orbite, service, trajectoire, voie, corridor, mesure de largeur, place, poste, couloir (athlétisme/natation), court (tennis), travail, bande, boulot, circuit, course, pan, situation, terraincamino, empleoandamento, varco, lavoroوَظِيفَةٌprácejobδουλειάtyöposao직업jobbpracaemprego, trabalhoработа, орбитаjobbงานcông việc工作工作 (ban)
zelfstandig naamwoord meervoud banen
regelmatig werk waarvoor je loon krijgt een drukke baan een parttime baan een vaste baan hebben
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.
Copyright © 2003-2025 Farlex, Inc Disclaimer
Alle inhoud van deze website, met inbegrip van woordenboeken, thesauri, literatuur, geografie, en andere referentie-gegevens is alleen voor informatieve doeleinden. Deze informatie moet niet worden beschouwd als volledig, up-to-date, en is niet bedoeld om gebruikt te worden in plaats van een bezoek, raadpleging, of adviezen van juridische, medische, of een andere professioneel.