tijdperk
Thesaurus
tijdperk:
tijdvakVertalingen
tijdperk
Epoche, Zeitabschnittera, age, epochépoque, âge, ère, période, siècleэпохаepocatijdperktijdperk (ˈtɛitpɛrk)zelfstandig naamwoord onzijdig meervoud -en
periode met bepaalde eigen kenmerken Een nieuw tijdperk breekt aan.
prehistorische periode toen de mensen hun werktuigen en gebruiksvoorwerpen van steen maakten
prehistorische periode toen de mensen hun werktuigen en gebruiksvoorwerpen van steen maakten