snappen
Vertalingen
snappen
befremden, begreifen, erfassen, überfallen, überraschen, verstehensurprise, realize, understand, make sense, misscomprendre, surprendre, happer (qc), piger, piquer, saisir, pincer, coincer, épinglercomprendersorprendereразбирамforståymmärtääcompreenderförståלהבין (ˈsnɑpə(n))werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd snapte , voltooid deelwoord heeft gesnapt
1. begrijpen Ik begin het probleem nu te snappen.
er helemaal niets van begrijpen
er helemaal niets van begrijpen
2. (iemand) zien als die iets doet wat verboden is In het centrum werd een man met drie pakjes heroïne gesnapt.