parket
Parkettparquet, orchestreпаркет (pɑrˈkɛt)
zelfstandig naamwoord onzijdig meervoud 1. houten vloerbedekking die uit kleine stukken bestaat
parquet mannelijk de vloer met parket bedekken
poser un parquet / parqueter une pièce 2. juridisch Openbaar Ministerie
parquet mannelijk 3. zorgen dat iemand in een moeilijke positie komt mettre quelqu'un dans l'embarras