tergen
aggravate, defy, incite, provokeprovoquer, agacer, irriter, tourmenter (ˈtɛrgə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd tergde , voltooid deelwoord heeft getergd
iemand zó gemeen plagen dat hij of zij boos wordt exaspérer pousser à bout
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.