componeren
abfassen, verfassencompose, create, writecomposer, écrire (kɔmpoˈnerə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd componeerde , voltooid deelwoord heeft gecomponeerd
(een muziekstuk) bedenken en opschrijven composer (kɔ~poze) een opera componeren composer un opéra