aanspreken op
(doorverwezen van heeft aangesproken op)Vertalingen
aanspreken op
(ˈansprekə(n) ɔp)werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd sprak aan op , voltooid deelwoord heeft aangesproken op
tegen iemand zeggen dat die verantwoordelijk is voor (iets) mensen aanspreken op hun gedrag