aanbellen
anbellensonner (ˈambɛlə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd belde aan , voltooid deelwoord heeft aangebeld
op de bel van een huis drukken sonner (sɔne) Ik heb twee keer aangebeld, maar er kwam niemand aan de deur. J'ai sonné deux fois, mais personne n'a ouvert la porte.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.