doorspelen
Thesaurus
doorspelen:
doorvertellenVertalingen
doorspelen
rejouer (ˈdorspelə(n))werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd speelde door , voltooid deelwoord heeft doorgespeeld
1. doorgaan met spelen De voetballers speelden nog tien minuten door.
2. muziek hier en daar een stukje spelen van (een muziekstuk) Zij speelde het pianostuk door om er een indruk van te krijgen.
3. zorgen dat iemand iets krijgt de bal doorspelen aan een clubgenoot vertrouwelijke gegevens doorspelen aan de pers