aanloop
Anlaufrun, run-upélan (ˈanlop)
zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud -lopen1. sport stukje dat je hard rent voor een sprong élan (elɑ~) mannelijk een aanloop nemen om over een sloot te springen prendre son élan pour passer au-dessus d'un fossé
2. wat iets inleidt prologue (pʀɔlɔg) mannelijk de aanloop naar de finale le prologue de la finale
3. bezoek visites (vizit) vrouwelijk meervoud visiteurs (vizitɶʀ) mannelijk meervoud op je verjaardag veel aanloop hebben avoir beaucoup de monde chez soi lors de son anniversaire