strook
Streifen, Binde, Falbelstrip, binding, ray, stripe, tapebande, bandeau, raie, rayure, lame, pan, rubanlegatura, strisciaشَرِيطَةproužekstrimmelλωρίδαtirasuikaletrakaストリップ긴 조각remsestriptizfaixaполоскаremsaแถบşeritmảnh条 (strok)
zelfstandig naamwoord meervoud stroken smal langwerpig stuk (van iets)
bande vrouwelijk een telefoonnummer noteren op een strookje papier noter un numéro de téléphone sur une petite bande de papier gemarkeerde strook op de weg voor fietsers
bande cyclable Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.