stoken
destillieren, entzünden, heizen, zündenstoke, distil, heat, kindle, light, fermentchauffer, allumer, enflammer, distiller, attiser, entretenir (un feu), faire du feu, intriguer, se chauffer (à)esquentar (ˈstokə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd stookte , voltooid deelwoord heeft gestookt
1. (een ruimte) met een kachel verwarmen
chauffer je huis warm stoken in de winter chauffer sa maison en hiver 2. als brandstof gebruiken brûler hout stoken in de open haard brûler du bois dans la cheminée een vuurtje stoken allumer un feu
3. (sterkedrank) maken uit alcoholhoudende vloeistof
distiller brandewijn stoken distiller de l'eau-de-vie 4. proberen mensen ruzie te laten krijgen pousser à des disputes stoken in een goed huwelijk essayer de provoquer une mésentente conjugale
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.