opklaren
erhellen, sich aufklärenclearclarifier, s'éclaircirabonanzar (ˈɔpklarə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd klaarde op , voltooid deelwoord is opgeklaard
(van het weer) minder bewolkt worden s'éclaircir se dégager
ze ging veel vrolijker kijken toute sa figure s'est éclairée
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.