leiden
führen, leiten, Leiden, lenkenlead, head, conduct, direct, guide, Leyden, channelconduire, mener, diriger, guider, aboutir, régler, Leyde, mener (à), animer, couler, gouverner, maniercondurre, piomboيُقَيِّدُvéstledeκαθοδηγώdirigir, guiarjohtaavoditi導く이끌다lededoprowadzićconduzirвестиledaนำyol göstermekdẫn领导 (ˈlɛidə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd leidde , voltooid deelwoord heeft geleid
1. in een bepaalde richting gaan of brengen
mener De weg leidt naar Amsterdam. La route mène à Amsterdam. Een tip leidde de politie naar de verblijfplaats van de ontvoerde meisjes. Une information a mené la police au lieu où se trouvaient les fillettes enlevées. 2. de baas zijn en zorgen dat iedereen doet wat hij of zij moet doen mener conduire diriger een reddingsoperatie leiden diriger une opération de sauvetage
3. vooropgaan in een wedstrijd of competitie
mener leiden met 4-2 mener 4 à 2 4. (een leven, bestaan) doorbrengen als genoemd
mener een gelukkig leven leiden mener une vie heureuse Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.