koesteren
(ˈkustərə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd koesterde , voltooid deelwoord heeft gekoesterd
2. liefdevol verzorgen être aux petits soins pour je antieke auto koesteren être aux petits soins pour sa voiture ancienne
koesteren
brüten, hätscheln, verhätscheln, verzärteln, verziehencoddle, incubate, pamper, pet, sitchoyer, couver, dorloter, caresser, (ré)chauffer, avoir, chérir, ressentir, concevoirstar seduto (ˈkustərə(n))
werkwoord wederkerend enkelvoud onvoltooid verleden tijd koesterde zich , voltooid deelwoord heeft zich gekoesterd
je warm laten worden se réchauffer je in het zonnetje koesteren lézarder (au soleil)
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.