kat
Katzecatchat, chat/chatte, chaton, chipie, félins, piquegato, cucho, mozokattкошка, котقِطَّةkočkakatγάταkissamačkagatto猫고양이kotgatokattแมวkedicon mèo猫КОТКА貓 (kɑt)
zelfstandig naamwoord meervoud -ten1. klein roofdier dat muizen vangt en vaak als huisdier gehouden wordt
chat/chatte mannelijk-vrouwelijk nog even afwachten
regarder de quel côté vient le vent stiekem dingen doen die niet mogen
dissimuler ses turpitudes erg veel ruzie hebben
s'entendre comme chien et chat dat maakt het wel erg verleidelijk
C'est laisser entrer le loup dans la bergerie. nog andere, belangrijker problemen hebben
avoir d'autres chats à fouetter 2. meisje dat snel onaardig reageert petite peste vrouwelijk Wat een kat is dat! Quelle petite peste, celle-là!
3. heel onaardige opmerking
vacherie vrouwelijk iemand een kat geven dire une vacherie à / donner un savon à quelqu'un Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.