golf
(gɔlf)
zelfstandig naamwoord onzijdig meervoud spel op een groot grasveld waarbij een balletje in gaatjes in de grond moet komen
golf mannelijk golfbaan terrain de golf
golf
Welle, Golf, Bucht, Haff, Meerbusen, Wogegolf, wave, gulf, tidal wavevague, onde, golfe, flot, golf, ondulationκύμα, γκολφola, golfbølge, bølgje, golfgolfo, golf, ondaلُعْبَةُ الـجُولْف, مَوْجgolf, vlnabølge, golfaalto, golfgolf, valゴルフ, 波골프, 파도fala, golfgolfe, ondaволна, гольфgolf, vågorกีฬากอล์ฟ, คลื่นdalga, golfmôn chơi gôn, sóng波浪, 高尔夫球 (xɔlf)
zelfstandig naamwoord meervoud golven1. omhoog gaande beweging van water in de zee
vague vrouwelijk Als het hard waait, zijn er hoge golven. Quand le vent est intense, les vagues sont fortes. 2. wijde baai
golfe mannelijk de golf van Napels le golfe de Naples 3. plotselinge toename of uitbreiding (van iets)
vague vrouwelijk een golf van kritiek une vague de critiques Vorige maand was er een golf van arrestaties. Le mois dernier, on a assisté à une vague d'arrestations. het sterk toenemende aantal oude mensen
l'accélération du vieillissement de la population 4. reeks van na elkaar komende groene stoplichten feux coordonnés / feux synchronisés
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.
Collins Multilingual Translator © HarperCollins Publishers 2009