flink

Thesaurus
Vertalingen

flink

(flɪŋk)
bijvoeglijk naamwoord
1. stevig en groot een flinke knul een flinke portie aardappels
iemand die veel eet
2. sterk van karakter Niet huilen, wees een flinke meid!

flink

tüchtig, forsch, beherzt, brav, gesetzt, solide, tapfer, wacker, anständig, kräftig, stattlichbrave, energetic, gallant, solid, firm, considerable, well donesolide, courageusement, brave, vaillant, bien, bon/bonne, énergique, robuste, beau/bel/belle, ferme, mâle, soigné, grosenergico (flɪŋk)
bijwoord
behoorlijk Als je flink doorstapt, ben je er in een half uur.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.
Copyright © 2003-2025 Farlex, Inc Disclaimer
Alle inhoud van deze website, met inbegrip van woordenboeken, thesauri, literatuur, geografie, en andere referentie-gegevens is alleen voor informatieve doeleinden. Deze informatie moet niet worden beschouwd als volledig, up-to-date, en is niet bedoeld om gebruikt te worden in plaats van een bezoek, raadpleging, of adviezen van juridische, medische, of een andere professioneel.