eens
(ens)
bijvoeglijk naamwoord met dezelfde mening d'accord (dakɔʀ)
tot overeenstemming komen se mettre d'accord
we hebben precies dezelfde mening Nous sommes parfaitement d'accord.
eens
einmal, ehemals, eines Tages, einst, einstens, einstmals, irgendwann, je, jemals, mal, einigonce, ever, sometimes, atsometime, onetime, onoccasion, sometime, onejadis, une fois, un jour, d'accord (avec qn sur), deux fois, un (beau) jourtalvolta, una voltaمَرَةٌjednouen gangάπαξuna vezkerranjednom一度한 번en gangrazuma vezоднократноen gångครั้งหนึ่งbir seferindemột lần一次 (ens)
bijwoord 1. op een bepaald moment in het verleden of in de toekomst à un moment ou un autre (aɶ~mɔmɑ~uɶ~notʀ) Wanneer kom je weer eens langs? Quand est-ce que passera encore? Ik heb hem wel eens gezien, maar dat is lang geleden. Je l'ai probablement vu un jour, mais il y a longtemps.
2. nog een keer encore une fois (ɑ~kɔʀynfwa) Na de pauze duurde de film eens zo lang. Après la pause le film durait deux fois plus longtemps.
3. <woord dat een bevel of verbod een beetje vriendelijker doet klinken> un peu (ɶ~pø) Luister eens! Écoute un peu! Zeg eens! Dis donc!
4. wat je zegt als je iets gaat onderzoeken
voyons zelfs niet
même pas Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.