boog
Bogen, Armbrust, Bügel, Gewölbe, Schießbogenarc, bow, archarc, arc de triomphe, archearco, curvaarco, emicicloقَنْطَرَة, قَوسluk, obloukbueαψίδα, τόξοholvikaari, jousipyssylukアーチ, 弓아치, 활buełukarco, arco de flechaарка, лукbåge, valvbågeคันธนู, ส่วนโค้งkemer, yaycung, khung vòm弓, 拱门, 弧ДЪГА弧קשת (box)
zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud bogen1. architectuur ronde open poort in een gebouw arche (aʀʃ) vrouwelijk een brug met drie bogen un pont à trois arches
2. gebogen stok met een touw gebruikt als wapen arc (aʀk) mannelijk met pijl en boog schieten tirer à l'arc
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.