werkweek
(ˈwɛrkwek)
zelfstandig naamwoord meervoud -weken1. aantal dagen dat je per week werkt
semaine vrouwelijk de travail een vijfdaagse werkweek une semaine anglaise / de cinq jours 2. week dat leerlingen aan een project werken, vaak buiten school semaine d'atelier De zesde klas van het gymnasium gaat op werkweek naar Rome of Athene. La terminale du lycée classique fera une semaine d'atelier à Rome ou à Athènes.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.