post
Post, Pfeiler, Pfosten, Postenmail, post, stake, stanchion, poleposte, courrier, poteau, emploi, montant, pieu, place, boîte aux lettres, bureau de poste, distributionposta, a posta corrente, spedireبَرِيْدٌ, نِظَامٌ بَرِيدِيّpoštapostταχυδρομείο, ταχυδρομική υπηρεσίαcorreopostipošta郵便우편, 우편물postpocztacorreio, correios, correspondênciaпочта, почтовая службаpostไปรษณีย์, จดหมายpostabưu chính, thư từ邮件 (pɔst)
zelfstandig naamwoord meervoud -en1. meervoud g.mv. alles wat via de brievenbus wordt bezorgd
courrier mannelijk De post komt meestal rond tien uur. Le courrier arrive d'habitude vers dix heures. kerstpost courrier de Noël Zal ik het volgende week meebrengen, of wil je dat ik het je per post toestuur? Est-ce que je l'apporterai la semaine prochaine ou est-ce tu préfères que je te l'envoie par la poste? 2. plaats van waaruit je toezicht houdt of hulp kunt bieden
poste mannelijk op je post blijven rester à son poste reddingspost poste de sauvetage Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.
Collins Multilingual Translator © HarperCollins Publishers 2009