opnoemen
énumérer, nommername (ˈɔpnumə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd noemde op , voltooid deelwoord heeft opgenoemd
in een volgorde zeggen énumérer citer Alle hoofdsteden van Europa achter elkaar opnoemen. Citer l'une après l'autre toutes les capitales de l'Europe.
heel erg veel keuze trop nombreux pour les citer tous / j'en passe et des meilleures
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.