horen
hören, erfahren, gehören, müssen, schicken, sich gehören, sollen, vernehmen, ziemenhear, befit, must, should, befitting, findout, haveto, learnof, oughtto, belong, horn, listen, readentendre, devoir, être décent, être obligé, appartenir (à), convenir, écouter, apprendreακούωudire, debbono, ascoltareслышатьيَسْمَعُslyšethøreoírkuullačuti聞く듣다høreusłyszećouvirhöraได้ยินişitmeknghe听לשמוע (ˈhorə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd hoorde , voltooid deelwoord heeft gehoord
1. met je oren waarnemen écouter (ekute) de vogels horen zingen entendre chanter les oiseaux
geen contact opnemen ne pas donner de ses nouvelles Mijn zoon heeft al een tijd niets van zich laten horen. Mon fils n'a plus donné de ses nouvelles depuis longtemps.
er is heel veel lawaai C'est un boucan de tous les diables.
wie niet wil gehoorzamen, ondervindt uiteindelijk negatieve gevolgen Vous l'avez voulu, George Dandin.
2. (van iets of iemand) een vaste plaats hebben avoir leur place De borden horen in de kast. Les assiettes doivent se trouver dans le placard.
3. volgens bepaalde opvattingen moeten
convenir In een restaurant hoor je met mes en vork te eten. Dans un restaurant, il convient de manger avec son couteau et sa fourchette. Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.
Collins Multilingual Translator © HarperCollins Publishers 2009