afkijken
cribcopier, regarder jusqu'à la fin, tricher, pomper (ˈɑfkɛikə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd keek af , voltooid deelwoord heeft afgekeken
1. bij een ander kijken en overschrijven copier (kɔpje) tijdens een proefwerk afkijken bij je buurman copier sur son voisin pendant une interrogation écrite
2. (iets) leren door te kijken hoe een ander het doet apprendre sur le tas (apʀɑ~dʀəsyʀl(ə)ta) het bakkersvak afkijken bij je vader apprendre la boulangerie avec son père
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.