God
Thesaurus
God:
heerheerser, aker, schepper, godheid, maker,OpenThesaurus. Distributed under GNU General Public License.
Vertalingen
god
(xɔt) mannelijk meervoud -engodin
(xoˈdɪn) vrouwelijk meervoud -nenzelfstandig naamwoord
machtig wezen, in godsdiensten met meer dan één god
<uitroep als je schrikt>
<bij een gevaarlijke handeling> daarmee neem je wel een groot risico
<uitroep als je schrikt>
<bij een gevaarlijke handeling> daarmee neem je wel een groot risico
God
Gott, GottheitGoddieu, dieu/déesse, Etre suprêmeDiosDio, Iddio, Iddìoاللهbůhgudθεόςjumalabog神신gudbógdeusбогgudพระเจ้าtanrıthượng đế上帝Бог (xɔt)zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud
almachtig wezen dat de hemel en de aarde heeft gemaakt, volgens een aantal godsdiensten die maar één God kennen in God geloven
zorgeloos en plezierig leven
een liederlijk leven leiden
heel dankbaar zijn Ik dank God op mijn blote knieën dat ik het ongeluk overleefd heb.
het helemaal niet weten
zorgeloos en plezierig leven
een liederlijk leven leiden
heel dankbaar zijn Ik dank God op mijn blote knieën dat ik het ongeluk overleefd heb.
het helemaal niet weten
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.