spugen
(doorverwezen van spuugde)Vertalingen
spugen
ausspeien, auswerfen, sich brechen, sich erbrechen, sich übergeben, speien, spuckenspit, vomit, throwupcracher, jeter, rejeter, rendre, vomir, rejeter de la nourriturevòmitoσούβλα침spotta (ˈspyxə(n))werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd spuugde , voltooid deelwoord heeft gespuugd
1. (spuug) krachtig uit je mond laten gaan op de grond spugen
2. de inhoud van je maag uit je mond laten gaan Na elke voeding spuugt ze een beetje terug.