kwalijk
Thesaurus
kwalijk:
snoodVertalingen
kwalijk
böse, kaum, schlechtbad, barely, hardly, scarcely, miserable, nasty, onlyjust, poormauvais, à peine, mal, méchant, ne ... guèrecattivo (ˈkwalək)bijvoeglijk naamwoord
1. ongewenst kwalijke gevolgen hebben
2. niet zonder bezwaar Je kunt hem kwalijk midden in de nacht op straat zetten.
3. boos op iemand zijn wegens iets Ik neem hem zijn onbeschofte gedrag erg kwalijk.