opschieten
fortschreiten, Fortschritt machen, vorschreiten, beeilen (sich)advance, progress, get along, hurry upavancer, progresser, se bousculer, se presseradujar, darse prisaيَسْتَعْجِلُpospíšit (si)skynde (sig)επισπεύδωkiirehtiäpožuritisbrigarsi急ぐ서두르다skynde segpośpieszyć siędespacharпоторапливать(ся)skynda (sig) påเร็วเข้าหน่อยacele etmeknhanh lên赶快 (ˈɔpsxitə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd schoot op , voltooid deelwoord is opgeschoten
1. je haasten
se presser Je moet opschieten, want we zijn al laat. Tu dois te presser, car nous sommes déjà assez en retard. 2. snel vooruitgaan avancer à grands pas bien progresser Nu we weten hoe het moet, schiet het werk lekker op. Maintenant que nous savons comment faire, le travail avance à grands pas.
het prettig vinden om iets met iemand samen te doen bien s'entendre avec quelqu'un
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.