waggelen
zögern, taumeln, wackeln, zagen, zaudernwaver, hesitatebarguigner, hésiter, tituber, vaciller, chanceler, dandiner: se dandinerbarcollare, ondeggiamento, svolazzare, vertere ('wɑxələ(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd waggelde , voltooid deelwoord heeft gewaggeld
lopen waarbij je van links naar rechts beweegt
se dandiner De eendjes waggelden achter hun moeder aan. Les canetons suivaient leur mère en se dandinant. Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.