voorlezen
faire la lecture (de qc à qn), lectureletturaleituraανάγνωση ('vorlezə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd las voor , voltooid deelwoord heeft voorgelezen
hardop lezen (voor iemand) lire (à haute voix) Lees de brief maar voor; ik heb mijn bril niet bij me. Lis la lettre à haute voix; je n'ai pas pris mes lunettes.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.