verjagen
austreiben, ausweisen, fortjagen, vertreiben, wegjagen, zurückschreckendeter, discourage, expel, scare, chaseaway, driveawayrenvoyer, repousser, chasser, dissiperespulso (vərˈjaxə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd verjoeg , voltooid deelwoord heeft verjaagd
dwingen weg te gaan
chasser Met dat lawaai verjaag je alle vogels. En faisant tant de bruit tu chasses tous les oiseaux. Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.