troep
Ar, Bande, Haufen, Horde, Menge, Rotte, Stapel, Troß, Truppeband, clique, coterie, gang, junto, troupe, accumulation, bevy, collection, crowd, group, heap, herd, mass, multitude, pile, set, troop, force, hosttroupe, amas, bande, foule, masse, collection, ensemble, multitude, tas, pagaille, bataillon, clique, cohorte, compagnie, drogue, horde, fatras, fouillis, ramassismatilhacappella, fettuccia (trup)
zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud -en1. groep mensen of dieren die bij elkaar horen
troupe vrouwelijk groupe mannelijk een troep wolven une bande de loups de Nederlandse militaire troepen in het buitenland les troupes de l'Armée néerlandaise à l'étranger 2. meervoud g.mv. rommelige of vieze boel
chaosbordel mannelijk foutoir mannelijk viezigheid crasse vrouwelijk de troep opruimen ranger le bordel Deze vieze troep lust ik niet. Je ne mange pas ce truc dégueulasse. Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.