trek
Appetit, Auszug, Gesichtszug, Wanderschaft, Wanderung, Ziehung, Zugfeature, appetite, trait, pull, draft, lineamenttrait, appétit, migration, coup, courant d'air, faim, traction, traits, envie, tirageappetito (trɛk)
zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud -ken1. kenmerk van iemands gezicht of karakter
trait mannelijk een gezicht met scherpe trekken un visage aux traits anguleux Dat is een naar trekje van zijn karakter. C'est un aspect antipathique de son caractère. dat is ongeveer het verhaal
Voilà les grandes lignes de l'histoire. op dezelfde vervelende manier worden behandeld als jij anderen behandelt
recevoir la monnaie de sa pièce krijgen wat je wilt
être comblé/gâté 2. meervoud g.mv. luchtstroom
courant mannelijk d'air Ik voel de trek langs me gaan. Je sens passer le courant d'air. een trekje van een shagje une bouffée d'une cigarette roulée 3. meervoud g.mv. zin in eten
faim vrouwelijk trek hebben avoir faim zin hebben om te snoepen
avoir envie d'une friandise populair en gewild zijn
être en vogue 4. meervoud g.mv. jaarlijkse tocht van vogels naar warme gebieden en weer terug
migration vrouwelijk de jaarlijkse trek van de eenden naar het warme zuiden la migration annuelle des canards vers le régions chaudes dans le sud Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.