streven naar
erstreben, sich bestreben, sich bewerben um, trachten nachaspire, aspireto, hopeforaspirer (ˈstrevə nar)
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd streefde naar , voltooid deelwoord heeft gestreefd naar
je best doen om (een doel) te bereiken aspirer à s'efforcer à Ik streef ernaar gezond oud te worden door verstandig te eten. J'aspire à vieillir en bonne santé par une alimentation saine.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.