spannen

Vertalingen

spannen

anspannen, aufziehen, ausspannen, spannen, straffen, vorspannenharness, strech, windup, tenseatteler, tendre, bander, raidir, remonter, serrer, accoupler, armer, coller, être (tout) justeesfuerzossforziусилияesforçosجهودπροσπάθειεςусилия努力努力úsilíindsatsהמאמצים努力노력insatser (ˈspɑnə(n))
werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd spande , voltooid deelwoord heeft gespannen
1. (van kleren) erg nauw zitten Je broek spant op je billen.
2. (iets) strak trekken een snaar spannen je spieren spannen
3. het is erg onzeker of iets net wel goed gaat of net niet
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.
Copyright © 2003-2025 Farlex, Inc Disclaimer
Alle inhoud van deze website, met inbegrip van woordenboeken, thesauri, literatuur, geografie, en andere referentie-gegevens is alleen voor informatieve doeleinden. Deze informatie moet niet worden beschouwd als volledig, up-to-date, en is niet bedoeld om gebruikt te worden in plaats van een bezoek, raadpleging, of adviezen van juridische, medische, of een andere professioneel.