praktisch
(ˈprɑktis)
bijvoeglijk naamwoord 1. theoretisch als het met de praktijk te maken heeft
pratique Na elke theorieles volgen praktische opdrachten. Chaque cour théorique est suivi d'exercices pratiques. 2. onpraktisch eenvoudig en doeltreffend
pratique een praktisch ingerichte keuken une cuisine pratique
praktisch
praktischpractical, practicallypratique, pratiquement, concrètementutilitario, praticamente, praticoعَمَلِيّ, عَمَلِيَّاprakticky, praktickýpraktisk, praktisk taltπρακτικά, πρακτικόςprácticamente, práctico, prácticakäytännöllinen, käytännössäpraktičan, praktično実際に, 実際的な사실상, 실용적인praktisk, praktisk taltpraktycznie, praktycznyprático, praticamenteпрактически, практическийpraktisk, praktiskt tagetเหมาะสมที่จะปฏิบัติ, อย่างเหมาะสมที่จะปฏิบัติpratik, pratik olarakgần như toàn bộ, thực tế实际上, 实际的практически (ˈprɑktis)
bijwoord bijna helemaal
pratiquement We kunnen wel weer naar buiten, want het is praktisch droog. Nous pouvons sans doute ressortir, car il fait pratiquement sec. Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.
Collins Multilingual Translator © HarperCollins Publishers 2009