overblijfsel
Bestand, Nachbleibsel, Rückstand, Überbleibselremainder, restreste, vestige, vestige(s), résidu, débris, reste(s), ruinesgiacere, riposarsi, sè, sosta fermataبقاياשרידoverblijfsel (ˈovərblɛifsəl)
zelfstandig naamwoord onzijdig meervoud -s, en wat is overgebleven als de rest weg of op is
vestige mannelijk reste mannelijk overblijfselen van een verdwenen cultuur vestiges d'une civilisation disparue Dat schoolbord aan de muur is een overblijfsel uit de tijd dat dit gebouw als school werd gebruikt. Ce tableau noir accroché au mur est un vestige de l'époque où ce bâtiment servait d'école. Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.