ophangen
anhängen, aufhängen, erhängen, henken, auflegen, hängenhang, hang up, slingsuspendre, accrocher, raccrocher, pendreيُعَلِّقُ, يُنهِي مُكالَـمَةٌ هاتِفِيَّةpověsit, zavěsithænge, lægge røret påκλείνω το τηλέφωνο, κρεμώcolgarripustaa, sulkea puhelinobjesiti, prekinuti razgovor telefonomappendere, riattaccare掛ける, 電話を切る...을 (...에) 걸다, 전화를 끊다henge, legge påpowiesić, zawiesićdesligar o telefone, pendurarвешать, повесить трубкуhänga, hänga uppแขวน, วางหูโทรศัพท์asmak, telefonu kapatmakdập máy, treo悬挂, 挂断 (ˈɔphɑŋə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd hing op , voltooid deelwoord heeft opgehangen
1. telecommunicatie een telefoongesprek beëindigen
raccrocher Ik hang op, want mijn beltegoed is bijna op. Je raccroche, car mon crédit d'appels est presque épuisé. 3. (iemand) doden door met een strak touw om zijn nek te laten vallen
pendre Moordenaars werden hier onthoofd of opgehangen. Ici, les assassins sont décapités ou pendus. 4. <dit zeg je als je iets niet helemaal zeker weet> J'en suis assez sûr, mais il faut pas m'en vouloir si ce n'est pas comme cela.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.