neerzetten
aufrichten, aufschlagen, gründen, herstellen, zurichten, setzenposer, asseoir [enfant], camper [dramaturgie], appliquer, asseoir, croquer, déposer, planter, reposerset, depositيَضِعُpoložitsætteστήνωcolocarasettaapostavitiporre定める...을 놓다setteumieścićpôrустанавливатьsättaวาง จัดเตรียม ตั้งเวลา ตั้งระบบkoymakđặt放 (ˈnerzɛtə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd zette neer , voltooid deelwoord heeft neergezet
plaatsen poser placer een doos op tafel neerzetten poser un carton sur la table
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.