kom
Becken, Bassin, Schale, Wasserbecken, Napf, Schüsselbasin, bowl, pelvis, reservoirbol, bassin, récipient, jatte, agglomération, allez!, allons donc!, allons!, bocal [poisson], ça alors!, allons, allons, cuvette, vasque, bassinepalla, scodella, insalatiera, vascaحَوْض, وِعاءmísa, umývadlobassin, skålλεκάνη, μπολcuenco, taza, tazónallas, kulhoumivaonik, zdjelaボウル, 洗面器그릇, 대야bolle, vaskmiskabacia, tigelaмиска, чашаskål, tvättfatชาม, อ่างน้ำkase, leğenchậu, chén盆, 碗 (kɔm)
zelfstandig naamwoord meervoud -men1. open bakje
bol mannelijk sauskom saucière slakom saladier 2. geologie klein dal in het oppervlak van de aarde
cuvette vrouwelijk duinkom cuvette dans les dunes 3. anatomie holte van een gewricht cavité vrouwelijk articulaire Mijn arm is uit de kom geschoten. Je me suis déboîté/démis le bras.
4. deel van een gemeente waar veel huizen zijn agglomération Binnen de bebouwde kom mag je niet hard rijden. Dans une agglomération il est interdit de rouler vite.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.