knoop

Vertalingen

knoop

Knopf, Knoten, Fuge, Gelenkbutton, knot, joint, node, gallnœud, bouton, articulationñudo, botón, nudoarticolazione, cuocio, guarnizione, bottone, nodoزِرّ, عُقْدَةٌknoflík, uzelknap, knudeκόμπος, κουμπίnappi, solmučvor, dugmeボタン, 結び目단추, 매듭knapp, knuteguzik, węzełnó, botãoпуговица, узелknapp, knutเงื่อน, กระดุมdüğme, düğümkhuy, nút thắt纽扣, 结възел (knop)
zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud knopen

1. rond schijfje waarmee je een kledingstuk dicht kunt doen bouton mannelijk een knoop aan je jas naaien coudre un bouton de son manteau

2. plaats waar draden of touwen om elkaar heen gedraaid zitten noeud mannelijk twee touwtjes met een knoop aan elkaar vastmaken joindre deux bouts de ficelle par un noeud
op een verkeerde manier in elkaar gedraaid emmêlé,/enchevêtré Het touw zit in de koop. La corde s'est emmêlée.
na een tijdje een beslissing nemen trancher We hebben lang geaarzeld, maar we hebben nu de knoop doorgehakt: we gaan verhuizen. Nous avons hésité longtemps, mais nous avons fini par trancher; nous déménagerons.

Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.