kanon
Geschütz, Kanon, Kanonecannon, guncanon, as, pièceпушкаcannone (kaˈnɔn)
zelfstandig naamwoord onzijdig meervoud -nen1. wapen om projectielen, zoals kogels weg te schieten
canon mannelijk Bij het kasteel staat nog een oud kanon. Près du château se trouve encore un vieux canon. zware maatregelen nemen tegen iets dat daarvoor te onbelangrijk is
quitter un boeuf pour prendre un oeuf 2. iets of iemand die heel goed of heel mooi is
as mannelijk Die wiskundige is een kanon. Ce mathématicien est un as. Motorfiets te koop, een kanon voor weinig geld. Moto à vendre: elle est canon et bon marché! Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.