kalmeren
beruhigenappease, calm, calmdown, quiet, soothe, still, placateabattre, rassurer, ('s)apaiser, (se) calmer, apaiser, bercer, calmer, se calmercalmacalma (kɑlˈmerə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd kalmeerde , voltooid deelwoord is, heeft gekalmeerd
kalm worden of (iemand) kalm maken
kalm wordense calmer kalm maken calmer Ik was ongerust, maar kalmeerde toen mijn partner kwam. J'étais inquiet, mais je me suis calmé quand ma compagne est arrivée. een huilend kind kalmeren calmer un enfant qui pleure kalmerende middelen calmants Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.