jaar
Jahryearan, annéeañoåranoгодannoسَنَةrokårέτοςvuosigodina年연rokårปีyılnăm年година年 (jar)
zelfstandig naamwoord onzijdig meervoud jaren1. periode van twaalf maanden année vrouwelijk We gaan in april voor een jaar naar het buitenland. En avril, nous irons à l'étranger pendant une année. dertig jaar lang met iemand getrouwd geweest zijn avoir été marié pendant trente années avec quelqu'un
al heel lang depuis des années sinds jaar en dag vriendinnen zijn être amies depuis des années
<wens op iemands verjaardag dat die persoon nog lang mag leven> bon anniversaire Gefeliciteerd en nog vele jaren! Félicitations! schooljaar année scolaire
2. periode van 1 januari tot en met 31 december
an mannelijk année vrouwelijk We gaan dit jaar met vakantie naar Spanje. Cette année-ci, nous irons en vacances en Espagne. dit kalenderjaar
cette année-ci aldoor maar door
d'année en année Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.
Collins Multilingual Translator © HarperCollins Publishers 2009