huiselijk
gemütlich, häuslichhomy, domestic, stay‐at‐homedomestique, familial, relatif à la maison, casanier/-ière, en famille, intimedomésticointernoεγχώρια国内國內indenlandske (ˈhœysələk)
bijvoeglijk naamwoord 1. verband houdend met het gezin of huishouden
domestique slachtoffer zijn van huiselijk geweld être la victime de violences conjugales Kerstmis vieren in de huiselijke kring Fêter la Noël en famille 2. uithuizig als je graag thuis bent
casanier/-ière Zij is een huiselijk type en gaat niet vaak uit. Elle est plutôt casanière et ne sort pas beaucoup. 3. knus en gezellig agréable Het is huiselijk en warm met de open haard aan. Quand l'âtre est allumé, l'ambiance est agréable et chaleureuse.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.