hameren
hammerdonner des coups de marteau, frapper fort, insister (sur), marteler, taper (ˈhamərə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd hamerde , voltooid deelwoord heeft gehamerd
met een hamer slaan op (iets) enfoncer avec un marteau een spijker in de muur hameren enfoncer un clou dans le mur avec un marteau
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.