enkelvoud onvoltooid verleden tijd gaapte , voltooid deelwoord heeft gegaapt
1. uit vermoeidheid of verveling je mond willekeurig wijd opendoen en daarbij diep ademhalen bâiller Hij zat de hele avond alleen maar te gapen. Il n'a fait que bâiller toute la soirée.
2. wijd openstaan bâiller een gapende afgrond un gouffre sans fond een gapende wond une plaie béante
Alle inhoud van deze website, met inbegrip van woordenboeken, thesauri, literatuur, geografie, en andere referentie-gegevens is alleen voor informatieve doeleinden. Deze informatie moet niet worden beschouwd als volledig, up-to-date, en is niet bedoeld om gebruikt te worden in plaats van een bezoek, raadpleging, of adviezen van juridische, medische, of een andere professioneel.