bungelen
swingpendiller, pendouillerbaumeln (̃ˈbʏŋələ(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd bungelde , voltooid deelwoord heeft gebungeld
heen en weer bewegen pendouiller (pɑ~duje) op een stoel zitten en met je benen bungelen être assis sur une chaise et avoir les jambes trop courtes
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.