bekleden
ankleiden, anziehen, bekleiden, besetzen, beziehen, einnehmen, in Anspruch nehmen, kleiden, überziehenclothe, occupy, cover, dress, overlay, take, drape, upholsteroccuper, recouvrir, revêtir, tapisser, habiller, vêtir, (re)couvrir, exercer, investir qn de, lambrisser (bəˈkledə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd bekleedde , voltooid deelwoord heeft bekleed
1. bedekken met een stof recouvrir (ʀ(ə)kuvʀiʀ) een stoel bekleden recouvrir un siège
2. een functie of een ambt hebben remplir (ʀɑ~pliʀ) een belangrijke bestuursfunctie bekleden exercer une fonction supérieure de direction
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.